Indien gij niet naarstig onderhoudt al de woorden der wet, die in dit boek
geschreven zijn, en gij niet deze heerlijke, geduchte Naam, de HERE, uw God
vreest,
Dan zal de HERE u en uw nageslacht ongemeen zwaar tuchtigen ...
De HERE zal u verstrooien onder alle natien van het ene einde der aarde tot het
andere; aldaar zult gij andere goden dienen, die noch gij noch uw vaderen gekend
hebben: hout en steen.
Gij zult onder die volken geen rust vinden noch een rustplaats voor uw voetzool; de
HERE zal u daar een bevend hart geven, ogen vol heimwee en een kwijnende ziel.
Zonder ophouden zal uw leven in gevaar verkeren; des nachts en des daags zult
gij opschrikken en van uw leven niet zeker zijn.
Des morgens zult gij zeggen: Was het maar avond; en des avonds: Was het maar
morgen. Vanwege de vrees, die uw hart vervult, en vanwege het schouwspel, dat uw
ogen zien.
De HERE zal u op schepen naar Egypte terugbrengen langs de weg, waarvan Ik u
gezegd had: Gij zult die nooit weerzien; gij zult daar aan uw vijanden als
slaven en slavinnen te koop aangeboden worden, maar er zal geen koper zijn.