Juda, u zullen uw broeders loven, uw hand zal zijn op de nek uwer vijanden,
voor u zullen uws vaders zonen zich neerbuigen.
Een leeuwewelp is Juda; na de roof zijt gij omhoog geklommen, mijn zoon;
hij kromt zich, legt zich neder als een leeuw of als een leeuwin; wie durft hem opjagen?
De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten,
totdat Silo komt, en hem zullen de volken gehoorzaam zijn.