Profetie over het christendom

Openbaring 2-3 bevat profetieën over het verloop van het christendom vanaf de eerste eeuw.

Home
Hoofdstuk \ Schema Schema van het boek Openbaring
1 Inleiding Inleiding op het boek Openbaring
2:1-7 Efeze Begintijd
2:8-11 Smyrna Romeinse vervolgingen
2:12-17 Pergamus Begin Rooms Katholieke Kerk
2:18-29 Thyatira Bloei Rooms Katholieke Kerk
3:1-6 Sardis Reformatie
3:7-13 Filadelfia Bijbelgetrouw
3:14-22 Laodicea Onverschillig en afvallig

_________________________________________________________________
^ Top

De brief aan Pergamus
Openbaring 2:12-17

312 - 606

12 ¶ En schrijf aan de engel van de gemeente in Pergamus: Dit zegt Hij die het scherpe, tweesnijdende zwaard heeft: 13 Ik weet waar u woont, daar waar de troon van de satan is; en u houdt vast aan mijn naam en het geloof in Mij hebt u niet verloochend, zelfs niet in de dagen waarin Antipas mijn trouwe getuige was, die gedood werd bij u waar de satan woont. 14 Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat u daar hebt die aan de leer van Bileam vasthouden, die Balak leerde de zonen van Israel een strik te spannen, om afgodenoffers te eten en te hoereren. 15 Zo hebt ook u er die op dezelfde wijze aan de leer van de Nicolaïeten vasthouden. 16 Bekeer u dan; maar zo niet, Ik kom spoedig naar u toe en Ik zal oorlog tegen hen voeren met het zwaard van mijn mond. 17 Wie een oor heeft, laat hij horen wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, die zal Ik geven van het verborgen manna, en Ik zal hem een witte steen geven en op de steen een nieuwe naam geschreven, die niemand kent dan hij die hem ontvangt.


12 ¶ En schrijf aan de engel van de gemeente in Pergamus: Dit zegt Hij die het scherpe, tweesnijdende zwaard heeft:

In deze brief stelt Jezus zich voor als degene, die het scherpe, tweesnijdende zwaard heeft, dat is het Woord van God: het zwaard van de Geest, dat is het woord van God (Efeze 6:17). Het zwaard komt dan ook uit Jezus’ mond.
In het begin van deze periode kwam er brede herkenning dat de 27 boeken van het Nieuwe Testament horen bij het Woord van God. In 405 was de hele Bijbel in het Latijn vertaald, waarbij als bron voor het Oude Testament de Hebreeuwse schriften werden gebruikt.
Maar het woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot verdeling van ziel en geest, zowel van gewrichten als van merg, en oordeelt de gedachten en overleggingen van het hart (Hebreeën 4:12). Deze gemeente wordt gewaarschuwd. Er worden goede dingen gezegd, maar helaas moet er ook geoordeeld worden omdat bepaalde ontwikkelingen in strijd zijn met het Woord van God.



Altaar van Zeus te Pergamus - © Wikimedia Commons
13a Ik weet waar u woont, daar waar de troon van de satan is;

In de eerste eeuwen leefden de meeste christenen weliswaar in het Romeinse Rijk, maar ze voelden zich daar niet zo thuis. Zij beschouwden zichzelf als vreemdelingen en bijwoners (1 Petrus 2:11), en als medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God (Efeze 2:19). Zij hadden hun burgerschap in de hemelen, waaruit zij ook de Heer Jezus Christus als Heiland verwachten (Filippi 3:20). Zij keken uit naar het komende Messiaanse vrederijk.
Dat veranderde echter nadat de Romeinse keizers christen werden (althans in naam), christenvervolging verdween en er zelfs privileges kwamen voor christenen. De gedachte dat het duizendjarig vrederijk (Openbaring 20:1-7) al was aangebroken, won steeds meer terrein. Het Romeinse Rijk was hun thuis geworden, waar ze veilig woonden en niet meer uitkeken naar het komende Messiaanse vrederijk; dat was immers al aangebroken, ze woonden er.
Maar de Heer geeft hier aan hoe Hij denkt over dat Romeinse Rijk: u woont, daar waar de troon van de satan is. Letterlijk duidt dit op het altaar van Zeus, de Griekse oppergod, dat toen in Pergamus stond (nu in Berlijn). Maar geestelijk duidt dit op het grote Romeinse wereldrijk. De heidense afgoderij verdween namelijk maar heel geleidelijk en ook slechts gedeeltelijk tijdens de periode Pergamus. Bovendien kwamen er heidense elementen in het christendom, zoals de Maria-verering en het celibaat.



Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel
13b en u houdt vast aan mijn naam en het geloof in Mij hebt u niet verloochend

Deze gemeente wist wie Jezus Christus is: de Zoon van God, ja, God zelf. Hij is gekruisigd, begraven en op de derde dag opgestaan, opgevaren naar de hemel en zal terugkeren op de aarde. Dat is in 325 nog bevestigd in de geloofsbelijdenis van het Concilie van Nicea:
Wij geloven in één God, de almachtige Vader, schepper van alle zichtbare en onzichtbare dingen, en in één Heer Jezus Christus, de Zoon van God, als eniggeborene uit de Vader geboren, dat wil zeggen uit het wezen van de Vader, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, geboren niet gemaakt, één in wezen met de Vader, door wie alles is ontstaan, zowel in de hemel als op aarde, die om ons mensen en om onze redding is neergedaald en vlees is geworden, mens is geworden, die geleden heeft en op de derde dag is opgestaan, die is opgevaren ten hemel, die zal wederkomen om te oordelen de levenden en de doden, en in de Heilige Geest.

13c zelfs niet in de dagen waarin Antipas mijn trouwe getuige was, die gedood werd bij u waar de satan woont.

Volgens de traditie van de Oosters-orthodoxe Kerk was Antipas bisschop van Pergamum en werd hij in 92 vanwege zijn geloof levend geroosterd in een koperen stier.
Profetisch duidt Antipas waarschijnlijk op Priscillianus, van 380 - 385 bisschop van het Spaanse Ávila, die in 385 werd onthoofd, enkele jaren nadat het (Roomse) christendom staatsgodsdienst was geworden in het Romeinse rijk. Priscillianus was een groot voorstander van levensheiliging intensieve Bijbelstudie en erkende geen onderscheid tussen “geestelijken en leken”; ieder mocht het Woord bedienen. Lokale kerkleiders waren hier tegen. Bisschop Ithacius von Ossonoba (nu Faro in Portugal) beschuldigde Priscillianus vals van ketterij, toverij en een immoreel leven. Daarom werden Priscillianus en 6 volgelingen onthoofd. Aanvankelijk veroordeelde de RK Kerk deze inquisitie, maar later werd deze toch goedgekeurd door de kerk.
Het is opvallend dat in de dagen, waarin Priscillianus bisschop van Ávila was (380-385), de geloofsbelijdenis van Nicea werd bevestigd (te Constantinopel in 381), aangevuld met een belijdenis over de Heilige Geest.


14a Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat u daar hebt die aan de leer van Bileam vasthouden, die Balak leerde de zonen van Israel een strik te spannen,

Bileam was een ziener, die in de stad Petor bij de rivier de Eufraat woonde. Vlak voor de intocht van het volk Israël in Kanaän werd Balak, de koning van Moab bevreesd voor het volk Israël. Hij probeerde Bileam te huren om Israël te vervloeken. Bileam ging naar Moab, maar hij was alleen in staat om zegen uit te spreken over Israël (Numeri 22-24).
Toen vervloeking niet mogelijk was, bedacht Bileam een list (Numeri 31:16). Hij liet Balak een groot feest organiseren, waarbij de Israëlieten zouden worden verleid tot afgoderij en hoererij door een afgodisch feest, waarbij Israël verleid werd tot ontucht (Numeri 25). Deze strik lukte, waardoor er een plaag kwam over Israël: er stierven 24.000 Israëlieten (Numeri 25:9). Uiteindelijk nam Israël wraak, waarbij ook Bileam werd gedood (Numeri 31:8).

Het lukte de satan niet om de groei van het christendom tegen te gaan door de vervolgingen. Vanaf de vierde eeuw kwam het gevaar van een heel andere kant. De Romeinse keizer Constantijn de Grote bekeerde zich (althans in naam) tot het christendom, nadat hij in 312 zijn rivaal Maxentius had verslagen. In het edict van Milaan (3 februari 313) beloofde hij vrijheid van godsdienst voor christenen, maar ook voor anderen.
Er was in die tijd verdeeldheid onder de christenen over enkele zaken. De meeste christenen geloofden dat Jezus dezelfde God is als de Vader is. Een kleine groep, onder leiding van Arius, oudste te Alexandrië, zag Jezus als het eerste schepsel van God en daarmee niet als God zelf.
Een ander verschil was er in het tijdstip van het vieren van de dood (Pascha crucifixionis) en opstanding (Pascha resurrectionis) van Jezus uit de doden. In het Aziatische deel van Romeinse rijk werd het Pasen (Pascha resurrectionis) gevierd op dezelfde dag als het Joodse Pascha (14 Nisan, de kruisingsdag), maar in het westen van het Romeinse rijk werd dit terecht gevierd op de zondag na het Joodse Pascha. Sommige Joodse christenen vierden de opstanding van Jezus op 17 Nisan.
Keizer Constantijn wilde geen verdeeldheid in zijn rijk en riep daarom in 325 een grote vergadering (= concilie in het Latijn) van bisschoppen (= opzieners) en andere christenen bijeen te Nicea. Tijdens dit Concilie van Nicea kwam men tot de geloofsbelijdenis dat Jezus inderdaad God is en werd aan alle kerken dwingend opgelegd dat Pasen elk jaar gevierd zou worden op de eerste zondag na de eerste volle maan na 21 maart (het toenmalige lentepunt).
Hiermee kwam een einde aan de scheiding tussen kerk en staat. De staat (het Romeinse rijk) bepaalde de leer voor de kerk en legde de kerkelijke feestkalender dwingend op aan alle kerken in het Romeinse rijk, in strijd met Romeinen 14:5 en Kolosse 2:16,17. Plaatselijke gemeenten verloren zo hun lokale onafhankelijkheid en werden opgenomen in het instituut kerk. In 382 werd het christendom tot staatsgodsdienst gemaakt. Hierdoor werd het voor velen aantrekkelijk om lid te worden van de Roomse kerk en zo in naam christen te worden, zonder dat er van een echte bekering sprake was.


14b om afgodenoffers te eten en te hoereren.

Er was een kleine sekte der Collyridianen, die Maria als ware zij een godin, op heidense wijze collyridae (een soort van koeken) offerden. Deze sekte werd tegengegaan door Epiphanius, bisschop van Salamis (367-403) op Cyprus (Mr. J.W. van Loon, Beknopt chronologisch overzicht der Kerkgeschiedenis in synchronistisch verband met de wereldgeschiedenis, 1863, blz 55).
Desondanks begon de Mariaverering steeds meer vormen aan te nemen. In 391 werd Bonosus, bisschop van Sardica, door diverse andere bisschoppen en later ook Sircius, patriarch van Rome, veroordeeld omdat hij had gezegd dat Maria na Jezus nog meer kinderen had gehad (Matteüs 13:55-58).
Maar er was behoefte aan meer verering. Nestorius was patriarch van Constantinopel (428-431). Hij trad aan als bisschop op het moment dat de Kerk in Constantinopel werd beheerst door het meningsverschil tussen gelovigen die Maria Moeder van God noemden en anderen die dit ontkenden. Nestorius verzette zich fel tegen de titel Moeder van God. Daarom vond in 431 te Efeze een Concilie plaats. Hier werd bepaald dat Maria de moeder van God (Theotokos) is. Dat gaf sindsdien ruimte om Maria te vereren, beelden te maken en daarvoor te buigen, in strijd met het tweede gebod van Exodus 20:4-6. Latere titels voor Maria waren hemelkoningin en middelares (tussen Jezus en mensen). Zo kwam er geestelijke hoererij in de kerk. Voor verdere ontwikkelingen zie The Two Babylons.
Omdat Nestorius zich bleef verzetten, werd hij afgezet als patriarch van Constantinopel. Hij had echter veel medestanders. Er waren heel wat bisschoppen die zich verzetten tegen de wijze waarop Nestorius aan de kant werd gezet. Zij werden afgezet en verbannen, maar vonden een goed onthaal bij de Christenen in Syrië en Perzië, die daardoor voortaan als “Nestoriaans” werden gebrandmerkt. Deze Nestorianen brachten het Evangelie naar de verre uithoeken der aarde. Onvermoeibaar gingen zij door, dwars door Arabië, door de vlakten van Centraal-Azië; ze doorkruisten India en het eiland Ceylon, en trokken oostwaarts naar China en Mongolië, dat zij in de eerste helft van de zevende eeuw bereikten.


15 Zo hebt ook u er die op dezelfde wijze aan de leer van de Nicolaïeten vasthouden.

We hebben in de brief aan Efeze al gezien dat de leer der Nicolaïeten het overheersen van het volk is: de zgn. “leken” worden overheerst door de “geestelijken” in de kerk. En we zien in de periode Pergamus dat deze scheiding tussen leken en geestelijken steeds verder werd doorgevoerd. Eén bisschop per gemeente is op zich al strijdig met wat Paulus voorschreef: meerdere oudsten/opzieners per gemeente (Handelingen 20:17, 1 Timoteüs 3, Titus 1). Maar de structuur van de Rooms Katholieke Kerk werd steeds hiërarchischer.
In 382 kwam de titel van patriarch in zwang voor de bisschoppen van Rome, Constantinopel, Antiochië en Alexandrië. Gaandeweg werd de patriarch van Rome steeds machtiger. Dat bleef zo na de splitsing in 395 van het Romeinse Rijk in het West-Romeinse Rijk onder Rome en het Oost-Romeinse Rijk (Byzantium) onder Constantinopel. Zo claimde patriarch Leo I van Rome (440-461) dat de bisschop van Rome de opvolger van Petrus is. Verder voerde hij de wettelijke celibaatsplicht voor geestelijken in.
In 476 ging het West-Romeinse Rijk ten onder nadat de Germaanse legerleider Odoaker de laatste West-Romeinse keizer Romulus Augustus in Ravenna afzette. Maar ook daarna werd de positie van de patriarch van Rome steeds machtiger. Het Oost-Romeinse Rijk slaagde er zelfs in om Rome weer tijdelijk onder controle te hebben (536-552). De patriarch van Rome, inmiddels een van de leidende godsdienstige figuren in het gehele Byzantijnse Rijk, was in de praktijk machtiger op lokaal gebied dan de resterende senatoren of plaatselijke Byzantijnse beambten. In de praktijk viel de lokale macht in Rome steeds meer aan de patriarch van Rome toe (Wikipedia). De Byzantijnse keizer Phocas bepaalde tenslotte in 606 dat de patriarch van Rome voortaan het hoofd van alle kerken is (Mr. J.W. van Loon). Het Pausdom was officieel geworden, de Rooms Katholieke Kerk was tot bloei gekomen.


16 Bekeer u dan; maar zo niet, Ik kom spoedig naar u toe en Ik zal oorlog tegen hen voeren met het zwaard van mijn mond.

Uiteindelijk zal Christus oordelen over de gemeente van Pergamus door het zwaard van Zijn mond; het Woord van God, omdat er in Pergamus behoorlijk werd afgeweken van Gods Woord. Een aantal zaken zijn hierboven al genoemd. Vermeldenswaard zijn nog de volgende veranderingen:

  • In plaats van de geloofsdoop door onderdompeling kwam de kinderdoop d.m.v. besprenkeling in zwang.
  • Behoudenis alleen door (de sacramenten van) de Roomse Kerk.
  • Amillennialisme: het zicht verdween op het komende 1000 jarig rijk, waarin de satan zal zijn opgesloten (Openbaring 20:1-5).


17 Wie een oor heeft, laat hij horen wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, die zal Ik geven van het verborgen manna,

Manna was brood uit de hemel dat de Israëlieten aten tijdens de woestijnreis naar Kanaän (Exodus 16:31-35). Het manna is een type van het ware brood uit de hemel: Christus (Joh 6:31-32). Door de veranderingen in de kerk raakte het Woord van God steeds meer uit het zicht: Christus, het Woord van God, werd het verborgen Manna. Maar de overwinnaars krijgen Christus te zien in zijn volle glorie (Johannes 17:24).


en Ik zal hem een witte steen geven en op de steen een nieuwe naam geschreven, die niemand kent dan hij die hem ontvangt.

De witte steen is een teken van vrijspreking bij een rechtszaak. Destijds kwamen rechters, door een witte steen voor de aangeklaagde in de urn te werpen, voor zijn onschuld op. Beschuldigden werden veroordeeld met zwarte stenen (Beschouwing over de Openbaring van HC Voorhoeve, Strong nr. 5586). De overwinnaars worden dus niet veroordeeld door het zwaard uit Jezus’ mond.


Klik op Thyatira voor de volgende gemeente of ga verder met de chronologie van de periode Pergamus.

Chronologie van de periode Pergamus.
312 Constantijn verslaat rivaal Maxentius. Hij schrijft zijn overwinning toe aan God.
313 Bekering (?) Romeinse keizer Constantijn de Grote. Edict van Milaan: godsdienstvrijheid.
321 Keizer Constantijn voert de zondagswet in.
324 Constantijn alleenheerser over het Romeinse Rijk. Hij blijft de titel Pontifex Maximus (hoogste priester) houden.
325 Constantijn roept het eerste concilie van Nicea bijeen: Christus is waarlijk God, de Paasdatum wordt de eerste zondag na de eerste volle maan na 21 maart.
326 De stad Aelia Capitolina krijgt weer haar oude naam Jeruzalem.
Het christendom wordt staatsgodsdienst in Iberië (Oost-Georgië).
330 Byzantium wordt hernoemd tot Nova Roma (Nieuw Rome).
337 Constantijn overlijdt, Nova Roma wordt Constantinopel.
359 Hillel voert de moderne Joodse kalender in, waarbij het begin van een nieuwe maan niet uitsluitend op astronomische waarnemingen berust. 1 Nisan begint ergens in het interval tussen 8 dagen vóór het lentepunt en 22 dagen na het lentepunt. De feestkalender wijkt af van die in Leviticus 23. De Omertelling van 50 dagen tot het wekenfeest begint op 16 Nisan in plaats van op de eerste dag van de week. Bijgevolg wordt het wekenfeest meestal niet meer op een zondag gevierd. Daardoor vallen het Joodse wekenfeest en het kerkelijke pinksterfeest meestal niet samen.
361-363 Julianus de Afvallige keizer van Rome.
367 Athanasius, de bisschop van Alexandrië, schrijft zijn Paasbrief van dat jaar, waarin hij als eerste een lijst weergeeft van de 27 boeken van het Nieuwe Testament.
379 Het midwinterfeest wordt gekerstend tot kerstfeest.
381 Het eerste concilie van Constantinopel: de Heilige Geest is God.
382 Keizer Theodosius I verheft het christendom tot staatsgodsdienst. De bisschop van Rome verkrijgt sindsdien de titel Pontifex Maximus.
De titel van patriarch komt in zwang voor de bisschoppen van Rome, Constantinopel, Antiochië en Alexandrië.
De keizer beveelt dat niemand Joden in de vrije uitoefening van hun godsdienst mag hinderen.
385 Priscillianus, Spaanse bisschop van Ávila, met 6 medegelovigen onthoofd.
393 Het concilie van Hippo bevestigt de 27 boeken van het Nieuwe Testament.
395 Splitsing van Romeinse Rijk in West onder Rome en Oost onder Constantinopel (kaart).
406 De Vulgata gereed, de Latijnse Bijbelvertaling door Hiëronymus. Dit is de eerste complete Bijbelvertaling, waarbij voor het Oude Testament gebruik is van de Tenach, de door Joden erkende Hebreeuwse geschriften.
396-430 Augustinus bisschop van Hippo
418 Het concilie van Carthago bevestigt nogmaals de 27 boeken van het Nieuwe Testament.
418 Toenemend "christelijk" antisemitisme.
431 Concilie te Efeze: Maria is de moeder van God. Nestorius afgezet als patriarch van Constantinopel. Zijn volgelingen gaan later evangeliseren in het oosten; de Nestoriaanse Kerk zal in de komende eeuwen uitgroeien tot een kerk met miljoenen leden tot ver in China toe.
432 Succat Patrick evangeliseert in Ierland.
440-461 Leo de Grote patriarch van Rome
hij claimt dat de bisschop van Rome de opvolger van Petrus is
hij zorgt voor een wettelijke celibaatsplicht voor geestelijken.
476 Ondergang West-Romeinse Rijk.
525 In het Syrische Edessa wordt een lang kleed gevonden, dat zodanig is opgevouwen dat alleen een gezicht te zien is. Het kleed van Edessa krijgt de naam Mandylion en wordt het belangrijkste relikwie van het Oost-Romeinse Rijk.
Dionysius Exiguus stelt dat de incarnatie van Christus 525 jaar eerder plaats vond. Zo werd de christelijke jaartelling ingevoerd in het jaar 525 AD (Anno Domini).
536-552 Rome in bezit van het Oost-Romeinse Rijk (kaart).
565 De Ier Columba gaat evangeliseren op het Schotse eiland Iona en ontmoet de christelijke Culdeeën. Zij gaan verder evangeliseren in de Nederlanden, Gallië en Duitsland.
597 Gregorius I, patriarch van Rome, zendt missionarissen onder leiding van Augustinus om Engelsen te bekeren en door hen heen de reeds bestaande christenen in het Noorden en Westen onder het gezag van de Rooms Katholieke Kerk te brengen.
602-610 Phocas keizer Oost-Romeinse Rijk (Byzantium)
606 Bonifatius III patriarch van Rome. Keizer Phocas bepaalt dat de patriarch van Rome voortaan het hoofd van alle kerken (paus) is


Klik op Thyatira om verder te gaan.

^ Top

Terug naar Homepagina